Veelgestelde vragen
Algemeen
De huisarts geeft geen geneeskundige verklaring af op grond van de regels die de KNMG, de beroepsorganisatie voor artsen, heeft opgesteld.
In het kort een toelichting op deze regels:
- De KNMG heeft als standpunt dat een behandelend arts geen verklaringen afgeeft over een eigen patiënt, waarbij hij/zij een oordeel geeft over de (medische) geschiktheid of ongeschiktheid van een patiënt om bepaalde dingen wel of niet te doen. Voorbeelden daarvan zijn: is iemand in staat te werken, een auto te besturen, naar school te gaan, goed voor de kinderen te zorgen, is terecht een geboekte reis geannuleerd of heeft iemand recht op een parkeervergunning of aangepaste woonruimte?
- Dergelijke verklaringen mogen alleen worden afgegeven door een onafhankelijke arts (dus niet de 'eigen' dokter). Zo’n arts kan een eigen beoordeling maken van uw situatie. Als dat nodig is, kan die arts, met uw toestemming, ook nog extra informatie opvragen bij uw behandelend arts(-en).
De twee belangrijkste redenen voor dit standpunt zijn:
- De KNMG vindt het belangrijk dat de behandelend arts zich kan concentreren op uw behandeling en een goede vertrouwensrelatie met u kan opbouwen. Uw arts moet dan niet in allerlei belangenconflicten raken. Om dit te voorkomen moet er een scherpe grens zijn tussen de behandeling en het beoordelen of u voor bepaalde voorzieningen in aanmerking kunt komen. Op deze manier staat niets u in de weg om uw arts alle informatie te geven die noodzakelijk is voor uw behandeling.
- Daarnaast is uw behandelend arts vaak niet op de hoogte van de criteria die worden gehanteerd voor het al dan niet toewijzen van bepaalde voorzieningen. Daardoor is het vaak niet mogelijk om een goed oordeel te geven. Het is ook in uw belang dat de arts die de geneeskundige verklaring afgeeft goed weet welke punten wel en niet van belang zijn bij de beoordeling.
Wat kunt u nu nog doen?
- U kunt navragen bij de instantie die een geneeskundige verklaring vraagt of u niet kunt volstaan met een verklaring van uzelf over uw gezondheidstoestand, eventueel in de vorm van een in te vullen vragenlijst.
- U kunt uw arts vragen om een afschrift van uw medisch dossier waarin bepaalde belangrijke feiten over uw gezondheidstoestand staan vermeld (bijvoorbeeld de uitslag van een looptest, de uitslag van een meting van uw gezichtsvermogen etc) en die toesturen aan de instantie die een geneeskundige verklaring vraagt.
- U kunt zich voor de noodzakelijke beoordeling wenden tot een arts waarbij u niet onder behandeling staat. Deze kan met uw toestemming ook feitelijke informatie over uw gezondheidstoestand bij de behandelend arts opvragen en deze informatie bij zijn/haar beoordeling betrekken.
Wanneer de huisarts u verwijst naar de specialist maakt hij een inschatting van de urgentie. Er zijn 2 soorten verwijzing mogelijk:
Spoedverwijzing - De huisarts en specialist schatten in dat wachten niet verantwoord is en tot schade kan leiden. Vaak zal de huisarts telefonisch overleggen met de specialist. Wanneer deze akkoord gaat wordt de patiënt vaak dezelfde dag op de spoedeisende hulp of spoedpoli beoordeeld. Redenen voor een spoedverwijzing zijn bijvoorbeeld een hartinfarct, een blinde darm ontsteking of een beroerte.
Reguliere verwijzing - Wanneer er geen sprake is van een spoedindicatie krijgt u een verwijsbrief en kunt u zelf een afspraak maken bij de specialist in het ziekenhuis van eigen keuze. U krijgt dan te maken met de wachttijden van dat ziekenhuis. De huisarts heeft hier geen invloed op. Als de wachttijd toch te lang is zijn er verschillende mogelijkheden:
-U kunt contact opnemen met andere ziekenhuizen om na te gaan of de wachttijden daar korter zijn. Ook op het internet is er informatie over de wachttijden te vinden.
-Voor sommige onderzoeken en ingrepen kunt u ook terecht in de zogenaamde Zelfstandige Behandelcentra (ZBC's). Een voorbeeld daarvan is De DC Kliniek.
-Ook kunt u contact opnemen met uw verzekeraar. Die kan u mogelijk informeren over de kortste wachttijden. Ook doen sommige verzekeraars aan wachttijdbemiddeling.
Wanneer u te maken hebt met wachttijden is het wel belangrijk om contact met de huisarts op te nemen als de situatie tussentijds verandert: als uw klachten verergeren of als u zieker wordt. De huisarts kan dan opnieuw beoordelen of een spoedverwijzing nodig is.
Medicijnen
Apotheek Bolnes en Slikkerveer hebben, naast de preferente artikelen een vast huismerk.
Het wisselen van merk kan een aantal oorzaken hebben:
● de zorgverzekeraar wijst een ander merk als preferent aan, al of niet tijdelijk.
● het gewenste merk is, ondanks de overeenkomst zorgverzekeraar-importeur, niet verkrijgbaar.
● het gewenste merk is om economische redenen niet meer in de handel.
● het patent van een merkgeneesmiddel is verlopen waarna het geneesmiddel onder de stofnaam in de handel wordt gebracht. Zorgverzekeraars hebben in hun overeenkomsten met artsen en apothekers opgenomen dat in dat geval het geneesmiddel onder de werkzame stof wordt afgeleverd.
De overheid bepaalt of een geneesmiddel wel of niet vergoed wordt en bepaalt de hoogte van de vergoeding, het zogenaamde GeneesmiddelVergoedingsSysteem.
De belangrijkste redenen voor het vergoeden van geneesmiddelen volgens dit systeem is dat de werkzaamheid van het geneesmiddel moet zijn aangetoond [in vergelijking met een referentie product] en dat er volgens de regels van beroepsverenigingen wordt voorgeschreven.
Door de overheid bepaalde groepen van geneesmiddelen komen alleen in zeer bijzondere omstandigheden voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking. Bijvoorbeeld de slaap- en kalmeringsmiddelen.
Alle vrij verkrijgbare geneesmiddelen worden in principe niet vergoed.
Sommige middelen worden voor chronische patiënten weer wel vergoed als het middel langer dan een half jaar wordt gebruikt. De arts bepaalt of het middel langdurig [chronisch] gebruikt (gaat) worden door dit op het recept te vermelden. In dat geval hoeft het geneesmiddel alleen de eerste 14 dagen betaald te worden.
Preferentiebeleid is voorkeursbeleid. Sinds 1 juli 2008 vergoeden zorgverzekeraars op aanwijzing van de overheid niet meer alle geneesmiddelen. Van een geneesmiddel op recept dat door meerdere fabrikanten geproduceerd wordt, bepaalt een verzekeraar dat het middel van de ene fabrikant wel, maar van een andere fabrikant niet vergoed wordt. Dit betekent dat in de praktijk lange lijsten met steeds wisselende producten van steeds wisselende aanbieders.
Het preferentiebeleid verschilt per zorgverzekeraar. Iedere zorgverzekeraar heeft zijn eigen afspraken met fabrikanten en ook verschilt per zorgverzekeraar het aantal malen per jaar dat een zorgverzekeraar van merk verandert.
Sommige zorgverzekeraars voeren een preferentiebeleid dat inhoudt dat alleen de goedkoopste geneesmiddelen vergoed worden, het zogenaamde Laagste Prijs Garantie beleid. Deze zorgverzekeraars vergoeden alle geneesmiddelen, maar betalen aan de apotheek alleen de prijs van het goedkoopste geneesmiddel met dezelfde werkzame stof.
Generiek voorschrijven betekent voorschrijven op naam van de werkzame stof: “op stofnaam” .
Een fabrikant die een geneesmiddel heeft ontwikkeld, geeft dit geneesmiddel een naam: de specialité-naam.
Het ontwikkelen van een geneesmiddel door een geneesmiddelfabrikant kost veel geld, ca € 1 miljard. Om te zorgen dat de fabrikant zijn investering terugverdient, wordt gedurende een aantal jaren een patent verleend. Gedurende deze periode is de fabrikant de enige die het geneesmiddel op de markt mag brengen en vraagt hij een prijs zodanig dat de kosten van het ontwikkelen van het geneesmiddel worden terugverdiend en de kosten van het weer ontwikkelen een nieuw geneesmiddel.
Na afloop van de patentperiode mogen ook andere fabrikanten het middel gaan maken. Zij verkopen het geneesmiddel onder generieke naam tegen veel lagere prijzen (vaak tientallen procenten goedkoper), omdat zij de kosten van het ontwikkelen van het geneesmiddel niet hoeven te betalen.
Een generiek geneesmiddel moet dezelfde werkzame stof in dezelfde hoeveelheid en vorm bevatten als het specialité. Bovendien moet aangetoond zijn dat het een gelijke hoeveelheid werkzaam geneesmiddel in het lichaam brengt en hetzelfde farmacotherapeutisch effect heeft. Dit wordt therapeutische equivalentie genoemd: de werking is gelijk.
Er kunnen geringe verschillen tussen generiek en specialité zijn in de samenstelling van de hulpstoffen (deze zijn te vinden in de bijsluiter). Deze verschillen zijn zeer zelden oorzaak van bijwerkingen.
De grootste verschillen zitten in de verpakkingen.
Medische noodzaak is een term die door de overheid is bedacht en door zorgverzekeraars is overgenomen. Het geeft een arts de gelegenheid om een geneesmiddel, dat niet vergoed wordt volgens de regels van de zorgverzekeraar, toch vergoed te krijgen. In feite moet de arts in geval van medische noodzaak constateren, dat er een onderbouwde medische reden (bijvoorbeeld aanwezige lactose allergie) is om een ander merk vergoed te krijgen, dan dat door de zorgverzekeraar aangewezen is.
De apotheek levert het geneesmiddel, indien verkrijgbaar, af.
De helpdesk medewerkers van zorgverzekeraars nemen altijd het standpunt in dat verzekerden recht hebben op alle geneesmiddelen. Dit is een onjuiste voorstelling van zaken.
Zorgverzekeraars, artsen en apothekers hebben samen met patiënten de plicht de kosten van de gezondheidszorg betaalbaar te houden. Zorgverzekeraars constateren een wisselend gebruik van de term medische noodzaak. De term medische noodzaak is bedoeld voor uitzonderingsgevallen, waar echt geen alternatief mogelijk is.
Indien een onderbouwde medische noodzaak aanwezig is, kan een ander dan het goedkoopste product afgeleverd worden.
Aangezien sommige zorgverzekeraars echter alleen het goedkoopste geneesmiddel aan de apotheek vergoeden zal de apotheek soms vragen om het geneesmiddel in de apotheek te betalen, omdat de apotheek anders geld toe moet leggen op de levering van het geneesmiddel.
De apotheek moet het verschil tussen het goedkoopste en gewenste geneesmiddel betalen.
Zorgverzekeraars onderhandelen met geneesmiddelfabrikanten over de prijs van een geneesmiddel. Het goedkoopste merk op enig moment wordt het preferente merk.
De overheid, de regering met de 2e en1e Kamer, bepaalt het beleid in de gezondheidszorg. De overheid heeft bepaald dat zorgverzekeraars net zoals zorgverleners zich moeten inspannen om de kosten van de volksgezondheid betaalbaar te houden. De overheid bepaalt wat een zorgverzekeraar wel en niet mag. En bepaalt de vergoedingsprijs van de geneesmiddelen via het GVS. De Nederlandse Zorg Autoriteit heeft bepaald dat zorgverzekeraars niet allemaal dezelfde producten mogen aanwijzen als preferent. Daarom heeft elke zorgverzekeraar eigen lijsten met preferente producten. Deze lijsten hebben een wisselende looptijd en worden aan marktomstandigheden aangepast.
Kosten eigen risico
.Het consult, telefonisch consult of visite van de huisarts
.De zorg die wordt geleverd door de praktijkondersteuner
.Nationale bevolkingsonderzoeken, zoals het uitstijkje
.De griepprik en coronaprik
.Zorg die wordt betaald vanuit een aanvullende verzekering.
.Aanvullend onderzoek via de huisarts: bloedonderzoek, onderzoek/kweek urine, ecg’s buiten de praktijk, longfunctieonderzoek buiten de praktijk etc, etc.,
.Alle medicatie
.Bezoeken aan ziekenhuis, GGZ e.d.
Zorgverzekeraars bieden vaak aan om het eigen risico vrijwillig te verhogen tegen een lagere premie; uiteraard loont dit alleen als je gezond bent en geen medische kosten hebt in dat jaar. Je weet dit echter pas achteraf en het zal dan ook niet altijd gunstig uitpakken. Het blijft een gok...
Houdt er dus altijd rekening mee dat je het bedrag van het eigen risico kwijt bent en dat het soms kan meevallen. Indien het voor jou van groot belang is dat je de kosten van het eigen risico weer terug krijgt vraag er dan naar als de huisarts aanvullend onderzoek voor je aanvraagt. In de praktijk handelen wij naar wat voor jouw gezondheid wenselijk, of noodzakelijk is en in die afweging speelt het eigen risico geen rol. Maak ons er op attent als dat voor jou wel van belang is.
In de praktijk komen de meeste vragen hierover naar aanleiding van urine-onderzoek bij urineweginfectie. Het onderzoek in de praktijk valt niet onder het eigen risico, maar vaak wordt de kweek vervolgens naar het lab gestuurd voor aanvullend onderzoek. In het laboratorium wordt bepaald welke bacterie in de urine zit en voor welke antibiotica deze bacterie gevoelig, of resistent is. Vaak gaat het ook nog eens om meer dan één bacterie. De kosten die het lab in rekening brengt vallen wél onder het eigen risico en kunnen per kweek al snel op lopen tot 100 euro of meer. Voor ons is de kweekinformatie van belang, maar als u dit aanvullend onderzoek door het lab niet wenst in verband met de bijkomende kosten kunt u ons dit laten weten.